Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was [19]Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen in toornigheid, [20][die] [21]tot aan den hemel raakt. 19. Een profeet, te onderscheiden van een anderen van dezen naam, die ten tijde van den koning Asa leefde; boven, hfdst.15 vs.1. 20. Of, hetwelk; dat is, welke daad. 21. Een manier van spreken, betekenende zonderlinge vergroting, van hetgeen waarvan gesproken wordt, en medebrengende een dreigement en wraak Gods uit den hemel. Vergelijk Gen.11:4, en Ezra 9:6.